Identificatie - Identiteitsontwikkeling, het spel |
Het spel IDentiteit is een spel ontwikkeld om achter je eigen en andermans identiteit te komen. Als mens maak je in je leven veel ontwikkeling mee als het gaat om je eigen identiteit.
Maar wat houdt dat precies in? Wat is identiteitsontwikkeling? Er is geen duidelijke beschrijving van het begrip ‘identiteit’, omdat het zo veelomvattend is. Erikson is een van de grondleggers van het onderzoek naar identiteit. Bij de belangrijkste vooronderstellingen van zijn theorie gaat het om het ‘eigen ik’ ontwikkelen. Het lichaam, de geest en de omgeving hebben veel invloed op deze ontwikkeling van de identiteit. Erikson beschrijft een aantal fasen in deze identiteitsontwikkeling, fasen die je vanaf kinds af aan doorloopt. Hij gaat ervan uit dat iedereen dezelfde fasen meemaakt. Dus iedereen ontwikkelt zich langs dezelfde weg, maar in elke fase zit een vorm van een probleem dat persoonlijk opgelost moet worden. Hoe je dit probleem oplost, maakt wie je bent: jij maakt keuzes die misschien iemand anders niet of anders zou maken. Zo maakt het dat levens anders verlopen. De belangrijkste fase in je identiteitsontwikkeling gebeurt in de pubertijd. De ontwikkelingen die je hierin maakt zijn voor de rest van je leven bepalend. Een probleem kan ontstaan bij het te vroeg afsluiten van deze fase: Als er niet genoeg geexperimenteerd wordt of als er niet voldoende keuzes worden gemaakt, kan dat een identiteitscrisis opleveren. Uit onderzoek blijkt dat identiteitsontwikkeling een actieve bezigheid is die geleerd moet worden. Het is daarom belangrijk om hierbij stil te staan. Dit spel dwingt je om na te denken over jouw identiteit en over identiteit van anderen. Wanneer de hechting veilig is, zijn de voorwaarden geschapen voor het ontwikkelen van een eigen identiteit. Om zich bewust te worden van wie hij is, heeft het kind de ander nodig. De ander kan een volwassene zijn, maar in deze fase beginnen leeftijdgenoten ook een belangrijke rol te spelen. De identiteitsontwikkeling kan alleen plaatsvinden in interactie met de ander. De ander wordt geïmiteerd, maar bovenal geobserveerd. Het kind onderzoekt als het ware de identiteit van de ander. Het kind moet blindelings en volledig op de ander kunnen vertrouwen. Tenslotte is de ander de persoon door wie hij zijn eigen identiteit leert kennen. Zelfbeeld Het kind kan zich beter verplaatsen in de ander, omdat het kind zich bewust wordt van verschillen tussen zichzelf en anderen. Zo kan het gebeuren dat het kind heel hulpvaardig wordt. Het kind en de ander Het kind kan een onderscheid maken tussen het IK (wie hijzelf is) en de ANDER (wie de ander is). Om zich te kunnen verplaatsen in de ander, kan een kind tot inlevingsvermogen komen: het empathisch vermogen. Een kind leer veel door naar anderen te kijken, hij neemt zelf grote stukken van de ander over. Modelling is het leren van nieuw gedrag door het gedrag van de ander als voorbeeld te nemen. Jongens en meisjes Piaget onderscheidt twee leren:
Accommodatie wordt vaker gehanteerd door jongens. Leerstijlen Door de aanleg, de opvoeding en de school heeft iedereen een eigen manier van leren ontwikkeld. De leerstijl heeft invloed op de manier waarop een probleem benaderd wordt. |